1 Cor 15:10
Paulus schreef even daarvoor dat hij niet waardig was om een apostel genoemd te worden (1 Cor 15:1-13) omdat in zijn duistere verleden hij de heiligen, de kinderen van God vervolgde.
Hij dacht in die tijd dat hij het werk van God deed om de volgelingen van Jezus Christus te vervolgen en te berechten liefst ter dood. Paulus wist dat hij dat hoogstwaarschijnlijk nog had gedaan was het niet dat Jezus ingreep. Daar op de weg naar Damascus werd zijn leven veranderd, daar op die weg kwam hij Jezus tegen. Daar gaf Jezus hem geloof en vertrouwen in de zoon van de levende God. Daar door de genade van Jezus werd zijn leven anders en werd hij de grootste apostel. Terug kijkend op alles wat hij was en wat hij na de ontmoeting was, kon hij maar een ding concluderen. Ik ben wat ik ben door de genade van God en alles wat hij deed als apostel was het werk van de genade van God.
En zo is het met elk kind van God. Wanneer we terug kijken naar wat we waren voordat we de kennis van Jezus in ons hart kregen en dat vergelijken met wat we nu zijn in de provisie en de genade van Jezus Christus. Wanneer we beseffen dat Hij voor ons zondaars gestorven is dan zeggen wij ook. ” Maar door de genade van God ben ik wat ik ben “